Mini-Symposium: Kunst en sociale cohesie
09 Oct 2007
MINI-SYMPOSIUM: KUNST EN SOCIALE COHESIE
Dit is een van de antwoorden op de vraag ‘Kun je een leuke ontmoeting beschrijven met een onbekende in Amsterdam?’ De vraag werd gesteld in de internetenquête over toevallige ontmoetingen met onbekenden in Amsterdam. Het onderzoek naar dit kleine sfeerbepalende contact is opgezet door Liefde in de Stad in samenwerking met de Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam en onderzoeksbureau Stadspeil. 1169 Amsterdammers reageerden op vragen naar hun contact met onbekende buurtbewoners, winkeliers, toeristen, toevallige voorbijgangers. Wie ontmoeten ze, waar en hoe vaak, wat is de aanleiding en wat vinden ze eigenlijk van dit contact.
Nog een reactie: ‘Op de Overtoom vroeg een Amerikaans stel de weg naar Paradiso. In plaats van te wijzen ben ik meegelopen en heb zelfs het concert (Arno) bezocht.’ En: ‘Ik liep over de gracht en had een pet op. Een man achter mij droeg een hoed. Plotseling vloog een grote reiger vlak over. De man en ik namen onze hoed en pet af om de reiger te groeten. Het was erg grappig en we hadden een leuk gesprek over vogels in de stad.’
De kans dat je toevallig met een onbekende in gesprek komt is het grootst als er iets vreemds gebeurt (een rare lucht op straat), als iemand je hulp nodig heeft (where is the Paradiso?), of als je een overeenkomst ontdekt met een ander (hoofddeksel). Maar, zo blijkt uit de resultaten van het onderzoek, het is ook van belang waar je je bevindt, in het centrum – dat zal niet verbazen - is de kans op contact met toeristen het grootst, in Osdorp met GVB-personeel, in Bos en Lommer met kinderen, in Zuid-Oost weer met hondenuitlaters en in Noord wordt het vaakst voor planten en huisdieren van buren gezorgd. Amsterdamse vrouwen hebben vaker een gesprek met een onbekende dan Amsterdamse mannen. Ook samenstelling van het huishouden en het inkomen blijken een rol te spelen, een alleenstaande ouder met een laag inkomen knoopt vaker een gesprek met een onbekende aan dan een stelletje of iemand zonder kind met een hoger inkomen. Ten slotte moet je voor een onverwacht gesprek met iemand vooral in je eigen buurt of straat zijn, of in bus of tram.
Leuke wetenswaardigheden, maar wat wil Liefde in de Stad met deze gegevens?
In hun poging om meer liefde in Amsterdam te bewerkstelligen doet het instituut, een initiatief van Paradiso, onderzoek naar omgangsvormen in de stedelijke cultuur en de manier waarop deze positief zijn te beïnvloeden. Beeldend kunstenaars, maar ook marketingstrategen, schrijvers, muzikanten en wetenschappers zetten zich in om het instituut van voortschrijdend inzicht te voorzien. In de vier jaar dat het instituut nu bestaat, is een aantal tijdelijke ‘liefdesbevorderende’ kunstprojecten in de openbare ruimte van Amsterdam gerealiseerd.
De resultaten van de internetenquête naar toevallige ontmoetingen met onbekenden werden op 23 september 2007 in Paradiso gepresenteerd aan de hand van een Ontmoetingskaart van Amsterdam, afgewisseld met een paneldiscussie en presentaties van kunstprojecten van de laatste editie (Arno Coenen en Martijn Engelbregt). Onverwachte ontmoetingen met onbekenden, zo is de gedachte, dragen bij aan een goed gevoel en dus aan meer liefde in de stad. Omdat kunstenaars een situatie kunnen ontregelen, worden ze ingezet om de ontmoetingsvoorwaarden ‘vreemd’ en ‘onverwacht’ tot stand te brengen. De uitkomsten van het onderzoek zouden kunnen leiden tot nieuwe inzichten en nieuwe kunstprojecten.
Maar is kunst eigenlijk wel in staat om te ontregelen? Tijdens de paneldiscussie gaf Jeroen Boomgaard (lector kunst in de publieke ruimte, Rietveld Academie) hierover een duidelijke visie: het leven zelf en niet de kunst is de belangrijkste ontregelaar. En wat is een ontmoeting eigenlijk, en met welk doel? Het werk Oud West Thuis Best van Arno Coenen, een mozaïek op de hoek van de Kinkerstraat en de Nic. Beetsstraat met elementen uit het multiculturele Amsterdam en opschriften in een gearabiseerde typografie, heeft weliswaar iets provocerends waar voorbijgangers op reageren, volgens Boomgaard gaat het werk toch vooral over beeldvorming en niet over ontregeling.
Ook de Burenwinkel van Martijn Engelbregt voegt als legger van nieuwe ontmoetingen met je buren eigenlijk weinig toe, omdat het onderzoek van Liefde in de Stad aangeeft dat de meeste ontmoetingen juist in de eigen straat of buurt plaatsvinden, vervolgt Boomgaard. Toch is hij van mening dat kunst wel degelijk in staat is om bestaande processen te beïnvloeden.
De discussie spitste zich vervolgens toe op de vraag of kunst wel genoeg kans en ruimte krijgt om invloed op het dagelijkse leven uit te oefenen. Heiko Miskotte herkent als ontwerper bij de Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam de lastige keuze tussen reguleren of dereguleren. Moet je juist sturen bij de invulling van bepaalde plekken in de stad, of laat je ze met rust en wacht je af wat er gebeurt. Beeldend kunstenaar Jeanne van Heeswijk koos bewust voor het laatste. Het lukte haar om bij de bouw van de nieuwe Amsterdamse wijk IJburg de invulling van een huis vier jaar open te houden en zo ruimte te bieden aan initiatieven van bewoners en tijdelijke projecten. Omdat IJburg volledig op de tekentafel is bedacht en is voorgeprogrammeerd is er nauwelijks ruimte om wensen en ideeën van mensen die er eenmaal wonen te realiseren. Het Blauwe Huis van Van Heeswijk is een plek voor het ‘nog te dromen’. Dat het soms een wonder is dat dit soort projecten in het woud van regels en eisen kan ontstaan beamen alle sprekers. Met wat creativiteit is een aantal regels echter wel te omzeilen. Zo kwam de voetbrug van West 8 tussen Borneo en Sporenburg als kunstproject wel door de test, omdat er voor kunstprojecten andere regels gelden dan voor bruggen. Maar zonder de overheid begin je weinig, daarover is men het eens. Jeanne van Heeswijk overlegt met overheden, maar dat vindt ze geen erg zwaar proces. Ze vraagt vergunningen aan voor haar projecten en houdt daarbij de humor in het oog. Bij een tijdelijk object hoef je geen zware bouwvergunning aan te vragen en er is een verschil tussen vestigen en tijdelijk verblijven.
Dick Janssen (wethouder Westerpark) illustreert een middenweg tussen regisseren en laten ontstaan. Toen het GEB uit het Westergasfabriekterrein vertrok konden de ruimtes onmogelijk leeg blijven staan. Er moest een vorm van krakerswacht verzonnen worden voor de zwaar vervallen rijksmonumenten. Door de ruimtes voor een klein bedrag te verhuren aan kunstenaars en bedrijfjes uit de culturele sector ontstond als vanzelf de kiem voor het huidige cultuurpark. Toch ziet hij kunst zeker niet als middel om sociale problemen op te lossen, daar heeft hij sociaal-cultureel werkers voor. Cultuur voegt wel veel kwaliteit aan een stadsdeel toe is zijn ervaring, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Zonder regelgeving, voldoende financiën (ook een beheerbegroting voor het jarenlange onderhoud) en een goede visie van een kunstenaar heeft een kunstproject weinig kans van slagen. Ook een flinke dosis politieke lef is onmisbaar.
Van Heeswijks aanpak is juist ‘regisseren van binnenuit’, het organiseren van confrontaties waardoor dat wat leeft bij mensen kan landen en een plek krijgt. Zo zit er in Het Blauwe Huis nu tijdelijk een jongerenhangplek, juist omdat daar op dit moment behoefte aan is.
Van Heeswijk benadrukt het beweeglijke van sociale processen. In het geval van een nieuwbouwwijk is in het begin iedereen heel erg geïnteresseerd in zijn nieuwe buren, maar na een tijdje ontstaan de eerste irritaties en burenruzies, waarna er weer verwijdering plaatsvindt. Na drie jaar weet niemand meer wie zijn buren in het blok zijn. De gewenning treedt in en dan wordt sturen lastiger.
Kunst als sociaal bindmiddel is zeker geen wondermiddel. Toch kan een kunstwerk inspelen op bestaande processen en deze bijsturen. Het mini-symposium zelf was daarvan eigenlijk een voorbeeld. Het voorspelbare format van een paneldiscussie, waarbij tot ergernis van enkele bezoekers het woord ‘regelgeving’ vaker viel dan het woord ‘liefde’ (en dat in Paradiso!), kreeg toch nog een vrolijk einde door de Kunstquiz van Kuno Terwindt en Paul Roos. Iedereen veerde op en brak de hersens over vijftien meerkeuzevragen over Amsterdamse kunstwerken in de openbare ruimte van het soort Het Lieverdje op het Spui (waarom heet het beeld zo?), Wilhelmina te paard op het Rokin (of is het Anky van Grunsven?) en Tante Leen in de Jordaan (wat was haar beroep voordat ze ging zingen?). Er was immers een paar Silent Staircase Slippers van Jori Spaa te winnen. Met deze slippers, te koop in De Burenwinkel bezorg je je buren geen geluidsoverlast meer. De onverwachte en frisse Kunstquiz zorgde er voor dat iedereen na afloop toch met een glimlach de zaal verliet. En zo droeg de avond wellicht toch nog wat bij aan meer liefde in de stad
Dit is een van de antwoorden op de vraag ‘Kun je een leuke ontmoeting beschrijven met een onbekende in Amsterdam?’ De vraag werd gesteld in de internetenquête over toevallige ontmoetingen met onbekenden in Amsterdam. Het onderzoek naar dit kleine sfeerbepalende contact is opgezet door Liefde in de Stad in samenwerking met de Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam en onderzoeksbureau Stadspeil. 1169 Amsterdammers reageerden op vragen naar hun contact met onbekende buurtbewoners, winkeliers, toeristen, toevallige voorbijgangers. Wie ontmoeten ze, waar en hoe vaak, wat is de aanleiding en wat vinden ze eigenlijk van dit contact.
Nog een reactie: ‘Op de Overtoom vroeg een Amerikaans stel de weg naar Paradiso. In plaats van te wijzen ben ik meegelopen en heb zelfs het concert (Arno) bezocht.’ En: ‘Ik liep over de gracht en had een pet op. Een man achter mij droeg een hoed. Plotseling vloog een grote reiger vlak over. De man en ik namen onze hoed en pet af om de reiger te groeten. Het was erg grappig en we hadden een leuk gesprek over vogels in de stad.’
De kans dat je toevallig met een onbekende in gesprek komt is het grootst als er iets vreemds gebeurt (een rare lucht op straat), als iemand je hulp nodig heeft (where is the Paradiso?), of als je een overeenkomst ontdekt met een ander (hoofddeksel). Maar, zo blijkt uit de resultaten van het onderzoek, het is ook van belang waar je je bevindt, in het centrum – dat zal niet verbazen - is de kans op contact met toeristen het grootst, in Osdorp met GVB-personeel, in Bos en Lommer met kinderen, in Zuid-Oost weer met hondenuitlaters en in Noord wordt het vaakst voor planten en huisdieren van buren gezorgd. Amsterdamse vrouwen hebben vaker een gesprek met een onbekende dan Amsterdamse mannen. Ook samenstelling van het huishouden en het inkomen blijken een rol te spelen, een alleenstaande ouder met een laag inkomen knoopt vaker een gesprek met een onbekende aan dan een stelletje of iemand zonder kind met een hoger inkomen. Ten slotte moet je voor een onverwacht gesprek met iemand vooral in je eigen buurt of straat zijn, of in bus of tram.
Leuke wetenswaardigheden, maar wat wil Liefde in de Stad met deze gegevens?
In hun poging om meer liefde in Amsterdam te bewerkstelligen doet het instituut, een initiatief van Paradiso, onderzoek naar omgangsvormen in de stedelijke cultuur en de manier waarop deze positief zijn te beïnvloeden. Beeldend kunstenaars, maar ook marketingstrategen, schrijvers, muzikanten en wetenschappers zetten zich in om het instituut van voortschrijdend inzicht te voorzien. In de vier jaar dat het instituut nu bestaat, is een aantal tijdelijke ‘liefdesbevorderende’ kunstprojecten in de openbare ruimte van Amsterdam gerealiseerd.
De resultaten van de internetenquête naar toevallige ontmoetingen met onbekenden werden op 23 september 2007 in Paradiso gepresenteerd aan de hand van een Ontmoetingskaart van Amsterdam, afgewisseld met een paneldiscussie en presentaties van kunstprojecten van de laatste editie (Arno Coenen en Martijn Engelbregt). Onverwachte ontmoetingen met onbekenden, zo is de gedachte, dragen bij aan een goed gevoel en dus aan meer liefde in de stad. Omdat kunstenaars een situatie kunnen ontregelen, worden ze ingezet om de ontmoetingsvoorwaarden ‘vreemd’ en ‘onverwacht’ tot stand te brengen. De uitkomsten van het onderzoek zouden kunnen leiden tot nieuwe inzichten en nieuwe kunstprojecten.
Maar is kunst eigenlijk wel in staat om te ontregelen? Tijdens de paneldiscussie gaf Jeroen Boomgaard (lector kunst in de publieke ruimte, Rietveld Academie) hierover een duidelijke visie: het leven zelf en niet de kunst is de belangrijkste ontregelaar. En wat is een ontmoeting eigenlijk, en met welk doel? Het werk Oud West Thuis Best van Arno Coenen, een mozaïek op de hoek van de Kinkerstraat en de Nic. Beetsstraat met elementen uit het multiculturele Amsterdam en opschriften in een gearabiseerde typografie, heeft weliswaar iets provocerends waar voorbijgangers op reageren, volgens Boomgaard gaat het werk toch vooral over beeldvorming en niet over ontregeling.
Ook de Burenwinkel van Martijn Engelbregt voegt als legger van nieuwe ontmoetingen met je buren eigenlijk weinig toe, omdat het onderzoek van Liefde in de Stad aangeeft dat de meeste ontmoetingen juist in de eigen straat of buurt plaatsvinden, vervolgt Boomgaard. Toch is hij van mening dat kunst wel degelijk in staat is om bestaande processen te beïnvloeden.
De discussie spitste zich vervolgens toe op de vraag of kunst wel genoeg kans en ruimte krijgt om invloed op het dagelijkse leven uit te oefenen. Heiko Miskotte herkent als ontwerper bij de Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam de lastige keuze tussen reguleren of dereguleren. Moet je juist sturen bij de invulling van bepaalde plekken in de stad, of laat je ze met rust en wacht je af wat er gebeurt. Beeldend kunstenaar Jeanne van Heeswijk koos bewust voor het laatste. Het lukte haar om bij de bouw van de nieuwe Amsterdamse wijk IJburg de invulling van een huis vier jaar open te houden en zo ruimte te bieden aan initiatieven van bewoners en tijdelijke projecten. Omdat IJburg volledig op de tekentafel is bedacht en is voorgeprogrammeerd is er nauwelijks ruimte om wensen en ideeën van mensen die er eenmaal wonen te realiseren. Het Blauwe Huis van Van Heeswijk is een plek voor het ‘nog te dromen’. Dat het soms een wonder is dat dit soort projecten in het woud van regels en eisen kan ontstaan beamen alle sprekers. Met wat creativiteit is een aantal regels echter wel te omzeilen. Zo kwam de voetbrug van West 8 tussen Borneo en Sporenburg als kunstproject wel door de test, omdat er voor kunstprojecten andere regels gelden dan voor bruggen. Maar zonder de overheid begin je weinig, daarover is men het eens. Jeanne van Heeswijk overlegt met overheden, maar dat vindt ze geen erg zwaar proces. Ze vraagt vergunningen aan voor haar projecten en houdt daarbij de humor in het oog. Bij een tijdelijk object hoef je geen zware bouwvergunning aan te vragen en er is een verschil tussen vestigen en tijdelijk verblijven.
Dick Janssen (wethouder Westerpark) illustreert een middenweg tussen regisseren en laten ontstaan. Toen het GEB uit het Westergasfabriekterrein vertrok konden de ruimtes onmogelijk leeg blijven staan. Er moest een vorm van krakerswacht verzonnen worden voor de zwaar vervallen rijksmonumenten. Door de ruimtes voor een klein bedrag te verhuren aan kunstenaars en bedrijfjes uit de culturele sector ontstond als vanzelf de kiem voor het huidige cultuurpark. Toch ziet hij kunst zeker niet als middel om sociale problemen op te lossen, daar heeft hij sociaal-cultureel werkers voor. Cultuur voegt wel veel kwaliteit aan een stadsdeel toe is zijn ervaring, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Zonder regelgeving, voldoende financiën (ook een beheerbegroting voor het jarenlange onderhoud) en een goede visie van een kunstenaar heeft een kunstproject weinig kans van slagen. Ook een flinke dosis politieke lef is onmisbaar.
Van Heeswijks aanpak is juist ‘regisseren van binnenuit’, het organiseren van confrontaties waardoor dat wat leeft bij mensen kan landen en een plek krijgt. Zo zit er in Het Blauwe Huis nu tijdelijk een jongerenhangplek, juist omdat daar op dit moment behoefte aan is.
Van Heeswijk benadrukt het beweeglijke van sociale processen. In het geval van een nieuwbouwwijk is in het begin iedereen heel erg geïnteresseerd in zijn nieuwe buren, maar na een tijdje ontstaan de eerste irritaties en burenruzies, waarna er weer verwijdering plaatsvindt. Na drie jaar weet niemand meer wie zijn buren in het blok zijn. De gewenning treedt in en dan wordt sturen lastiger.
Kunst als sociaal bindmiddel is zeker geen wondermiddel. Toch kan een kunstwerk inspelen op bestaande processen en deze bijsturen. Het mini-symposium zelf was daarvan eigenlijk een voorbeeld. Het voorspelbare format van een paneldiscussie, waarbij tot ergernis van enkele bezoekers het woord ‘regelgeving’ vaker viel dan het woord ‘liefde’ (en dat in Paradiso!), kreeg toch nog een vrolijk einde door de Kunstquiz van Kuno Terwindt en Paul Roos. Iedereen veerde op en brak de hersens over vijftien meerkeuzevragen over Amsterdamse kunstwerken in de openbare ruimte van het soort Het Lieverdje op het Spui (waarom heet het beeld zo?), Wilhelmina te paard op het Rokin (of is het Anky van Grunsven?) en Tante Leen in de Jordaan (wat was haar beroep voordat ze ging zingen?). Er was immers een paar Silent Staircase Slippers van Jori Spaa te winnen. Met deze slippers, te koop in De Burenwinkel bezorg je je buren geen geluidsoverlast meer. De onverwachte en frisse Kunstquiz zorgde er voor dat iedereen na afloop toch met een glimlach de zaal verliet. En zo droeg de avond wellicht toch nog wat bij aan meer liefde in de stad